Goede glucoseregulatie kan de kans op post-operatieve complicaties verminderen. Goede regulatie betekent: regelmatige bloedglucosecontroles. Wanneer doe je die precies?
Patiënten met diabetes mellitus (DM) hebben niet alleen vaker operaties nodig, ze hebben ook vaker last van complicaties, zoals pneumonie, wondinfectie en sepsis.1 Deels is dat te wijten aan comorbiditeit, maar ook slechte diabetesregulatie speelt een rol.2 Voor verpleegkundigen is het niet altijd duidelijk hoe ze bloedglucosecurves moeten maken, en hoe lang ze daarmee moeten doorgaan. We vroegen het internist Inge Hommel en diabetesverpleegkundige Ellen Bulterijs.* In het novembernummer van Nursing lees je de antwoorden op de andere meest gestelde vragen over diabeteszorg op de verpleegafdeling.
Wanneer moet je de bloedglucosewaarden controleren op de afdeling?
Bij patiënten die niet zelf hun bloedglucosewaardes controleren, maak je meestal een glucosedagcurve (GDC) met vier meetmomenten: nuchter, en voor lunch, avondeten en slapen.
De vier metingen van een GDC zijn verbonden aan deze momenten en niet aan tijdstippen. ‘Verpleegkundigen willen nog wel eens controleren op vaste tijdstippen, bijvoorbeeld om 15.00 uur tijdens de medicatieronde in plaats van voor het avondeten’, weet Hommel. ‘Dat is weliswaar handig in de ziekenhuislogistiek, maar fysiologisch gezien is het onzin om te gaan meten zo ver voor de avondmaaltijd en om eventueel insuline toe te gaan dienen zonder dat daarna een maaltijd volgt.’ Ook Bulterijs herkent het meten op vaste tijdstippen op de afdeling. ‘Koppel de glucosecontroles mentaal aan de maaltijdrondes; als de maaltijden uitgedeeld gaan worden, moet bij jou het belletje van de glucosecontroles gaan rinkelen.
Hoe lang moet je doorgaan met de bloedglucosedagcurves als de patiënt stabiel is?
Als een patiënt bijvoorbeeld op dag twee of drie na OK stabiel is, dat wil zeggen dat de glucosewaarden voor het merendeel binnen de gestelde streefwaarden vallen, dan kan het onlogisch lijken om nog steeds elke dag een dagcurve te maken. Bij patiënten met diabetes type 1 is dat toch aan te raden, maar bij type 2 is een dagelijkse curve niet altijd noodzakelijk. ‘Bij een stabiele patiënt kun je teruggaan van bijvoorbeeld vier naar twee meetmomenten, nuchter en voor het avondeten. Overleg dit met de diabetesverpleegkundige’, adviseert Bulterijs.
Tijdens een ziekenhuisopname zijn er wel extra factoren die de bloedglucose in de war kunnen schoppen. Ook bij stabiele patiënten moet je hierop letten. Bijvoorbeeld:
- glucoseverhogende medicatie (bijvoorbeeld prednison of dexamethason),
- koorts, infecties (kunnen de glucose verhogen),
- veelvuldig braken of diarree (kunnen de glucose verlagen, maar het kan ook een teken zijn van een tekort aan insuline)
- starten of stoppen met sondevoeding (kan de glucose respectievelijk verhogen of verlagen)
Andere veel gestelde vragen
In het novembernummer van Nursing ook antwoord op onder andere de vragen: Hoe bereid je een diabetespatiënt voor op OK? Welk bijspuitschema volg je? Is een hypo erger dan een hyper? Hoe zit het als een patiënt zelf zijn glucose wil controleren en reguleren? Je kunt het artikel vanaf 3 november ook online lezen als je een abonnement of een gratis proefabonnement hebt.
*Inge Hommel is internist in de Sint Maartenskliniek in Nijmegen en in Medisch Centrum de Veluwe en promoveerde in september op de kwaliteit van perioperatieve diabeteszorg in Nederland.1 Ellen Bulterijs is diabetesverpleegkundige in Tergooi locaties Hilversum en Blaricum, en schreef hier het Zorgpad Kliniekzorg Diabetes.
Bronnen
1 Hommel I, Improving perioperative diabetes care, proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen, september 2017.
2 Richtlijn Diabetes Mellitus, module perioperatief en hospital care, Nederlandse Internisten Vereniging, 2013.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account