Opleidingsniveaus NLQF 1 t/m 8
Internationale waardering (in jargon: accreditering) van opleidingsniveaus. Verpleegkundigen hebben vooralsnog alleen te maken met niveau 4 (mbo) en 6 (hbo). Vervolgopleidingen op niveau 6 zijn tot nog toe: ambulance, dialyse, ic, seh, cardiaccare, medicumcare en recovery. Op niveau 5 (associate degree) is er nog geen verpleegkundige opleiding. Niveau 7 is een masteropleiding en 8 is vergelijkbaar met medisch specialist.
Onderwijskeurmeesters CZO, NVAO
CZO en NVAO zijn onderwijskeurmeesters; NVAO voor het hoger onderwijs, CZO erkent de verpleegkundige vervolgopleidingen. Niet te verwarren met FZO, het opleidingsfonds voor de ziekenhuisopleidingen.
Deskundigheidsniveaus 1 t/m 5
Indeling van verpleegkundige functies: assisterende (1), helpende (2), helpende plus (2+), verzorgende (3), mbo-verpleegkundige (4) en hbo-verpleegkundige (5). Komen meestal overeen met de onderwijsniveaus, maar in het geval van de hbo-verpleegkundige dus niet.
Beroepstitels
De naam waarmee je als verpleegkundige ingeschreven staat in het register. In de oude wet BIG was dat simpelweg verpleegkundige. Maar nu er een mbo- en een hbo-register komen, zijn onderscheidende namen nodig. Voorlopige voorstellen voor de beroepstitels zijn verpleegkundige en regieverpleegkundige.
Opleidingstitels BSc en MSc
Het hoger onderwijs geeft recht op opleidingstitels: bachelor is de titel van het hbo en het eerste, driejarige deel van het universitair diploma. Beide geven recht op de BSc-titel. Master is het laatste deel van een universitaire opleiding. Tegenwoordig bieden ook enkele hogescholen masteropleidingen aan, zoals de Master Advanced Nursing Practice (MANP) die opleidt tot Verpleegkundig Specialist. Met het masterdiploma mag je MSc achter je naam zetten, mits de opleiding NVAO-erkend is.
Oude universitaire graden drs en dr
‘Drs’ is de oude universitaire graad en ‘dr’ van iemand die daarna nog is gepromoveerd. Een dokter (arts) mag zich dus alleen dr noemen als hij gepromoveerd is. In Amerika heet een arts wel dr. Om deze en andere verwarringen te voorkomen geeft het ministerie tegenwoordig de voorkeur aan buitenlandse titels.
Hierboven staat het volgende over de NLQF indeling: “Verpleegkundigen hebben vooralsnog alleen te maken met niveau 4 (mbo) en 6 (hbo). Vervolgopleidingen op niveau 6 zijn tot nog toe: ambulance, dialyse, ic, seh, cardiaccare, medicumcare en recovery.”
Onafhankelijk zijn de genoemde specialistische vervolgopleidingen dus gewaardeerd op NLQF 6 niveau, net als de hbo- v! Deze opleidingen en dus functies hebben een Hbo niveau, vreemd genoeg wordt hier in bijvoorbeeld de reactie(s) van de VnVn op het wetsvoorstel BIG 2 en het voorstel van de nieuwe beroepsprofielen onvoldoende waarde aan toegekend.
Ook komt het veelvuldig voor dat deze gespecialiseerde verpleegkundigen ( met inservice of mbo achtergrond) wanneer zij een (vervolg) opleiding willen volgen eerst een assesment moeten maken om aan te tonen dat zij hbo niveau aankunnen daar waar in het verleden deze opleidingen zondermeer toegangkelijk waren voor hbo en inservice opgeleide verpleegkundigen.
Dit is dus letterlijk flauwekul!
Blijkbaar erkennen de hbo instellingen de NLQF indelingen niet en werpen zij ten onrechte drempels op voor verpleegkundigen zonder hbo achtergrond met als doel de positionering van de hbo verpleegkundige te versterken!
Toch jammer dat er met deze nieuwe vorm van registratie geen duidelijk onderscheid zit tussen de generalistisch en breed opgeleide HBO-V’ers en specifiek opgeleid/gespecialiseerd verpleegkundige (specialisatie na MBO-V).