Meer dan 70% van de verpleegkundigen heeft gedurende haar carrière wel eens te maken (gehad) met grensoverschrijdend gedrag van collega’s. Dat gebeurt vooral door collega’s onderling, maar ook door leidinggevenden.
Dat blijkt uit een enquête van Nursing onder bijna 800 verpleegkundigen en studenten verpleegkunde.
Grensoverschrijdend gedrag
Onder grensoverschrijdend gedrag verstaan we intimiderend gedrag, discriminatie, pesten en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Uit de enquête blijkt dat 69% van de respondenten hier het afgelopen jaar mee te maken heeft gehad, 71% gedurende haar carrière in de verpleging.
Ook zagen veel collega’s gedurende hun carrière in de zorg grensoverschrijdend gedrag van collega’s bij anderen; 12,5% zelfs dagelijks of wekelijks.
Intimidatie en pesten
Van degenen die de vraag beantwoordden, had 93% het afgelopen jaar te maken met intimiderend gedrag: overmatige controle uitoefenen, persoonlijk beledigen, kleineren, onredelijk bekritiseren, schreeuwen, schelden, onder druk zetten of bang maken.
Pestgedrag – bijvoorbeeld roddelen, uitsluiten, negeren – komt op een tweede plaats met 85%. Minder herkenbaar lijken discriminatie (32%) en seksueel grensoverschrijdend gedrag (25%).
Collega’s onderling
Meestal zijn het collega’s onderling (58%) die elkaars grenzen overschrijden, gevolgd door leidinggevenden (35%), andere zorgprofessionals (35%) en artsen (25%).
Het zijn meestal vrouwen die de grens overgaan (75%), simpelweg te verklaren door de oververtegenwoordiging van vrouwen in de zorg (hierover binnenkort meer op Nursing.nl). Vaak staan de pesters hoger in de hiërarchie (47%) dan de gepeste, maar lager (14%) gebeurt ook.
Intimidatie en kleineren
Over welke incidenten het meeste zijn bijgebleven, komen veel verschillende verhalen binnen. Van ‘Buitensluiten door in dialect te blijven praten’ tot ‘helemaal afgebrand worden door een werkbegeleider’ en van ‘Totale uitsluiting op een groepsuitje’ tot ‘Keer op keer op de drukste en moeilijkste afdeling worden ingepland.’
Ook opmerkingen over gewicht en uiterlijk komen regelmatig voorbij, net als schreeuwende leidinggevenden die kleinerende dingen zeggen: ‘opmerkingen over mijn gewicht en uiterlijk,’ ‘schreeuwende leidinggevende die je naar beneden haalt.’
En ook: ‘een leidinggevende die er een hofhouding op nahoudt en een angstcultuur creëert.’ Een leerling-verpleegkundige die door haar collega’s wekenlang ‘schoonmaakster of woonassistente’ wordt genoemd. En wat te denken van de specialist die ‘een verpleegkundige keurde op haar uiterlijk en dat uitgebreid deelde met anderen tijdens de koffie’? Of een collega die wordt uitgescholden voor aap?
Meer aandacht voor grensoverschrijdend gedrag
Aanleiding voor de Nursing-enquête was de landelijke media-aandacht voor grensoverschrijdend gedrag vorig jaar, bij De Wereld Draait Door en NOS Sport. Nursing vroeg zich af hoe groot dit probleem onder verpleegkundigen is. 764 verpleegkundigen vulden de enquête in, van wie een klein aantal studenten (4%). Niet alle vragen werden door alle respondenten beantwoord.
Het grootste deel van de respondenten werkt in een algemeen ziekenhuis (27%), gevolgd door verpleeghuizen (24%) en de wijk (23%). De rest van de respondenten is afkomstig uit de academische ziekenhuizen, gehandicaptenzorg of ggz. De enquête is gepromoot op Nursing.nl, op sociale media en in de Nursing nieuwsbrief. De komende tijd gaan we op Nursing.nl dieper in op de resultaten van de enquête en vooral op hoe grensoverschrijdend gedrag in de zorg te stoppen is.
Met tegenzin naar het werk
De incidenten maken de slachtoffers regelmatig boos, gespannen en verdrietig en vaak ook onzeker. Ze leiden bijvoorbeeld tot piekeren, een gejaagd gevoel en lichamelijke klachten zoals hoofd- en rugpijn (75%).
Bij veel respondenten resulteerde het in met tegenzin naar het werk gaan (89%). Soms (37%) overwegen collega’s die dit overkomt een andere baan of stageplaats te zoeken.
Praten
De meesten praten er wel over met familie, vrienden en vaak ook met collega’s, maar het is maar een krappe helft die het gebeurde met een leidinggevende aankaart.
De belangrijkste reden om dat niet te doen is omdat 62% denkt dat er toch niets wordt gedaan met de klacht. Ook zijn collega’s bang dat een klacht negatieve gevolgen kan hebben voor de baan of dat ze niet meer serieus worden genomen.
Niet opgevangen
Wordt ongewenst gedrag na een incident wel besproken op de werkplek, dan zijn collega’s matig tot voldoende bereid iemand op te vangen. De opvang door leidinggevenden en de instelling wordt matig tot slecht beoordeeld of is eenvoudigweg niet van toepassing zoals veel collega’s invullen. Soms ook ronduit negatief. Een verpleegkundige die aankondigde dat ze wegging kreeg te horen: ‘Als we alle rotte appels weghalen, houden we niemand over. Nu ga jij alleen weg.’
Behoefte aan training over grensoverschrijdend gedrag
Soms gaat het ook wel goed als ongewenst gedrag wordt aangekaart. Dan is er een ‘luisterend oor en begrip van leidinggevende’, is ‘overplaatsing naar een andere afdeling mogelijk’, ‘boden directe collega’s hulp’, ‘kwamen er excuses van collega’s die erbij betrokken waren’. Ook vertrouwenspersonen bieden een luisterend oor, maar slechts 17% meldt zich daar.
Op de vraag of het daarna beter is gegaan, reageren slechts 188 collega’s met een overwegend ‘nee’. Er is behoefte aan ‘onderzoek, meer actie van bovenaf.’ Vrijwel niemand (82%) krijgt een training aangeboden om met grensoverschrijdend gedrag om te gaan. Ook daar is behoefte aan.
J.E.N.Pronk di 23 apr 2024 om 19:26
Jammer genoeg gebeurt het dagelijks en groeit het door.