Verpleegkundige Sandra maakt zich ouderwets boos. Dit keer omdat ze zich altijd maar moet aanpassen aan anderen. Patiënten, dokters…
Om tien uur heb ik recht op een kwartiertje koffiepauze. Rond 12 uur eten wij in een half uurtje ons eten op. Om 15 uur hebben wij nogmaals een kwartiertje ontspanning. Ik heb dus recht op een uur bijkomen per dagdienst. Zo is de theorie.
Ik heb nog nooit, nog nooit, nog nooit dat laatste kwartiertje pauze gehad. Ik ben dan altijd nog aan het rapporteren, ik kan nog net iemand wegen, een bezoeker te woord staan of iets met een arts bespreken. Ach, geen probleem. Als je het nooit had, dan mis je ook niks.
Om tien uur koffiedrinken is ook een fabeltje. Meestal is het na half elf. En het kwartier bestaat meestal uit 2 maal 5 minuten, omdat er bellen gaan, mensen wat willen vragen, diëtistes hun adviezen willen geven of de baas wil de middagplanning doornemen.
Heel geregeld vervalt de hele koffiepauze. Omdat het wassen nog niet af is, vanwege iemands hoge nood, er is telefoon voor mij, een dokter wil visitelopen. Ik weet inmiddels dat ik het prima volhoud als ik moet doorlopen, -wassen en –werken van 7 tot 12. Dat kan ik zonder omvallen. Zelfs meestal zonder klagen.
Om 8 uur hebben we altijd een ‘rondje’. Dan overleggen we wie het waar druk heeft, waar liggen knelpunten, wie kan helpen? In het rondje meldt mijn leidinggevende dat de dokters van half 12 om 12 uur komen. En het MDO van 13 uur begint stipt om 13 uur. Of we overal op tijd klaar willen zitten.
Onmiddellijk gaat er iets in mij gillen. Vandaag echter heb ik het niet onder controle. De gil komt naar buiten: ‘En onze pauzes dan?’ hoor ik een hoge stem uit mij mijn gil formuleren. Dat moeten we maar even goed overleggen, zegt mijn baas. ‘Wat overleggen?’ gil ik verder, totaal niet voor rede vatbaar, ‘We hebben niks te kiezen. Dokters gaan voor eten!’ Mijn leidinggevende zegt dat ik in oplossingen moet denken. Ik ben zo boos.
Deze dokters kunnen echt niet anders en het MDO mág niet later beginnen, anders moeten er zoveel collega’s wachten. Dat kunnen we niet maken, zegt mijn leidinggevende. Kortom: zusters, pas u aan! En het voelt zo fout. Waarom, waarom, waarom moeten verpleegkundigen altijd buigen naar de anderen? Naar de artsen, want die hebben het zo druk. En wij dan?? Wij moeten toch gewoon kunnen eten en weer even op krachten kunnen komen? Wij hebben immers loeizwaar werk!
De dokter kan ook niet eten vandaag, zegt mijn leidinggevende. En zij zelf ook niet. Soms is dat zo, vindt zij. Ik vind het niet. Ik vind dat verpleegkundigen, bazen en artsen allemaal moeten eten. Als we dat nou tegelijk doen, vallen we ondertussen elkaar ook niet lastig. Ik vind dat er basisbehoeftes zijn waar aan moet worden voldaan. Ik hoef niet stipt om 12 uur mijn eten. Maar ik moet wel eten. Punt.
Geen discussie. Al stort het dak naar beneden, al stampt een dokter nog zo hard. Ik heb eten nodig. Ik ben flexibel als een kat, sterk als een paard, maar ik moet ook eten als laatst genoemd dier. Even een stukje brood, een beetje fruit en een halve liter water. Ik vraag geen kaarslicht, geen muziek. Ik wil even praten over andere dingen dan patiënten. Even Sandra zijn en dan weer verpleegkundige.
Dat móet. Dat is niet optioneel. Wat een dokter of patiënt ook zegt. Mijn patiënten en collega’s vragen oneindig veel vriendelijk- en buigzaamheid. Maar waarom mag ik dat niet terugvragen? Waarom gaat doktersnood voor mijn hoge nood? Waarom gaat mijn leidinggevende niet net zo ver in het meeleven en oplossen van mijn problemen, als ik doe voor mijn patiënten? Is de verpleegkundige minder mens dan een patiënt of dokter?

Sandra blogt regelmatig over werkdruk en de eeuwige uitdaging van het prioriteiten stellen. Zo deed ze vorig jaar haar stinkende best tijdens een drukke avonddienst. Maar de volgende dag bleek dat toch niet genoeg te zijn. Lees meer>>>
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account